Wishal Sewbalak: ‘Diversiteit en inclusie maken zorg en onderwijs beter’

Vorige pagina

Nieuws

Psychiater Wishal Sewbalak (1980) is sinds 1 februari lid van de Raad van Bestuur van Yulius, naast voorzitter Els van Bezouwen. Tijd voor een uitgebreide kennismaking met hem en met zijn visie op de psychiatrie en Yulius.

Hoe ben je in de geneeskunde beland?
“Mijn fascinatie voor het doktersvak speelde al ten tijde van Medisch Centrum West. Als we destijds op vrijdagavond thuis naar die ziekenhuisserie hadden gekeken, liep ik de volgende ochtend in mijn witte kamerjas door het huis, spelend dat ik dokter was. Mijn eigen ervaringen als kind bij de kno- en de longarts speelden zeker mee in de voorliefde voor dit beroep: hoe magisch was het dat je dankzij de dokter weer kon ademen na een astma-aanval, of goed kon horen na een ingreep? Overigens had de keuze evengoed op leraar geschiedenis kunnen vallen, want ook dat wilde ik als kind worden. Begrijpen waarom dingen zijn zoals ze zijn, hoe ze ontstaan en groeien door de tijd heen, dat fascineert mij.”

Waarom viel de keuze specifiek op psychiatrie?
“Tijdens mijn coschappen vond ik alle medische vakgebieden leuk. Maar bij slechts één voelde ik de wens om op een veel dieper niveau te leren kijken en begrijpen wat er aan de hand is en wat er nodig is. Dat was psychiatrie. Een somatische ziekte kun je makkelijker benaderen volgens protocollen en richtlijnen. Een geestesstoornis kun je alleen doorgronden door in samenhang te kijken naar de biologie én de psychologie én de sociologie van de patiënt. In dat opzicht liggen psychiatrie en het vakgebied geschiedenis dicht bij elkaar: hoe ben je geworden wie je bent? Bij de zoektocht naar de best passende behandeling spelen diezelfde factoren ook weer mee. Ik wist zeker dat dit specialisme me zou kunnen boeien tot mijn tachtigste.”

(De tekst gaat verder onder de foto’s.)

Tijdens je specialisatie was je naast je werk in het Delta Ziekenhuis ook werkzaam in de naastgelegen tbs-kliniek, waarom?
“Het viel mij al snel op dat er in de opleiding weinig aandacht was voor forensische psychiatrie. Als ik daarnaar vroeg, kreeg ik het antwoord dat dit eigenlijk niet echt bij de psychiatrie hoorde. Toch wilde ik er een keuzestage in doen. Het zouden juist géén gescheiden werelden moeten zijn, vond ik. Een voorbeeld: iemand die door een geestesstoornis agressief is of overlast veroorzaakt, krijgt een andere behandeling wanneer hij of zij belandt in de reguliere ggz, dan wanneer hij of zij de strafrechtelijke route bewandelt. Met een tbs-maatregel wordt alles uit de kast gehaald om je weer gezond te krijgen. De risicotaxatie is grondig, de plaatsing weloverwogen en voor de behandeling gaan alle registers open. Blijf je echter binnen de reguliere ggz, dan mag de behandeling vooral niet te duur en niet te ingewikkeld zijn. De allesbepalende keuze voor de ene of de andere route wordt vaak al op straat gemaakt. En niet door zorgprofessionals, maar door de politie: brengt die de patiënt naar een centrum voor acute psychiatrie, of naar het Huis van Bewaring? Dat is toch best raar als je erover nadenkt?”

In je latere functies bij Fivoor, GGZ Delfland, het NIFP en VIGO, ben je steeds op dat snijvlak van forensisch en regulier blijven zitten. Waarom?
“Omdat ik invloed wilde uitoefenen op de rechtspositie van de cliënt. Mijn observaties en ‘waarom-vragen’ nam ik steeds mee van de forensische naar de ggz-kant en andersom. Vragen over wetten, vrijheden, gelijke behandeling, de betekenis van bepaalde maatregelen voor de familie van de patiënt. Ook wilde ik de samenwerking verbeteren tussen de strikte silo’s die we helaas nog steeds hebben in onze sector. Niet alleen staan er schotten tussen forensisch en regulier, ook tussen volwassenen- en jeugd-ggz; er zijn verschillen in financiering; en daarnaast allerlei andere vormen van complexiteit waar niemand mee geholpen is en die de kwaliteit van zorg niet ten goede komen.”

Is dat een reden waarom je bestuurder werd?
“Ja. Ik heb eerst een MBA behaald, om beter toegerust te zijn voor de taken van een directeur en bestuurder. Directiewerk is niet per se leuker dan het werken als psychiater of geneesheer-directeur, je vergadert veel en krijgt er taken bij die best ver afstaan van de medische wereld waarin je bent opgeleid. Maar om verandering te kunnen initiëren, moet je aan de tafels zitten waar de besluiten worden genomen. In mijn streven naar vereenvoudiging van de ggz, werden we in mijn begintijd als bestuurder toevallig enorm geholpen door COVID. Ineens lag de existentiële vraag op tafel: waar is de ggz écht voor, nu we niet alles kunnen bieden? Toen bleek dat we onder druk wél keuzes konden maken. De ggz heeft primair als taak het behandelen van stoornissen die dermate ernstig zijn dat mensen niet meer in hun dagelijkse rollen kunnen functioneren. Die zorg moet koste wat het kost overeind blijven.”

“Gek genoeg speelt zorgzwaarte echter nauwelijks een rol in de bekostiging: het is voor organisaties bijna lonender om zwaardere problematiek buiten de deur te houden. Mede daardoor zijn we als sector na COVID teruggevallen op een brede focus, welbeschouwd misschien te breed. Dat soort mechanismen wil ik bespreekbaar maken. Daarnaast staan we voor belangrijke keuzes op het gebied van personeel en innovatie. We lopen als sector achter in automatisering, digitalisering en het gebruik van AI.”

Waarom koos je, na je periode als bestuurder bij VIGO, voor Yulius?
“Yulius ken ik allang doordat ik mijn opleiding tot psychiater heb gevolgd binnen het opleidingsconsortium waar Yulius ook toe behoort. Als geneesheer-directeur en directeur van GGZ Delfland heb ik nauw samengewerkt met mijn counterparts bij Yulius. De schaal en de veelzijdigheid van Yulius spreken mij aan: groot genoeg om ertoe te doen, klein genoeg om persoonlijk te zijn en samen het verschil te maken. In ons palet aan zorg vind je de hele levensloop van een mens. Een zeer belangrijke reden om hier te komen, was de combinatie met onderwijs. Ik houd zelf van prikkeling en leren en ik vind het oprecht de verantwoordelijkheid van elke volwassene om de jeugd kennis bij te brengen. Daarnaast past het sectoroverstijgende van zorg en onderwijs bij mijn geloof in samenwerking over schotten heen. Buiten Yulius blijf ik lesgeven op een hbo-opleiding social work, in de vakken psychische ziektebeelden, farmacologie en wet- en regelgeving. En uiteraard blijf ik naast het besturen ook actief als psychiater.”

Welke waarden en visie kenmerken jou en jouw manier van besturen?
“Diversiteit en inclusie zijn voor mij als bestuurder sterke drijfveren. Het zijn namelijk voorwaarden voor gelijkheid en gelijkwaardigheid, die helaas niet vanzelfsprekend aanwezig zijn in organisaties en de samenleving. Toch blijkt uit talloze onderzoeken dat beleid op basis van gelijkheid en gelijkwaardigheid leidt tot betere zorg, beter onderwijs en meer maatschappelijke participatie. De prestaties van diverse, inclusieve organisaties zijn beter dan die van klassieke organisaties die ingericht zijn volgens een wereld die allang niet meer bestaat. Diversiteit en inclusie leiden ertoe dat mensen vanuit andere, meer creatieve perspectieven naar de wereld kijken en dat leidt tot nieuwe en betere oplossingen.”

“Onder diversiteit en inclusie versta ik niet alleen variatie in geslacht, geloof, afkomst of beperkingen. Het gaat ook over het vieren van de verscheidenheid in disciplines en het benutten van elkaars expertise. In de zorg hoort er gelijkwaardigheid te zijn tussen de artsen, verpleegkundigen, agogen en gedragswetenschappers. Net zoals er in het onderwijs gelijkwaardigheid moet zijn tussen de docenten en de gedragswetenschappers. En wie in de ondersteunende (staf)diensten werkt, is zeker niet ondergeschikt aan mensen uit het primaire proces. Ik wil leven in een wereld waarin iedereen, ongeacht wie hij of zij is, kansen heeft om betekenis te hebben en zich te ontwikkelen. Graag draag ik mijn steentje bij aan zo’n wereld.”

Wishal Sewbalak en bestuursvoorzitter Els van Bezouwen.

Wat is daarvoor nodig?
“Inspraak, tegenspraak, respect voor verschillen. De tijd is voorbij dat slechts een enkeling de lijnen uit kan zetten en dat de organisatie deze blindelings volgt. Iedere medewerker heeft waardevolle input. Ik vind het belangrijk dat onze professionals gehoord en goed vertegenwoordigd worden. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat gehoord worden niet hetzelfde is als ‘je zin krijgen’. De uitkomst zal altijd afgewogen en eerlijk moeten zijn. In dat geheel moet het iedereen gegund zijn om zijn rol te spelen binnen zijn verantwoordelijkheid. Als iedereen overal over gaat, wordt de organisatie log en lam. Vergelijk het met een cruiseschip, waarop de kapitein en de kok gelijkwaardig en allebei belangrijk zijn. Maar beiden moeten wel doen wat hun taak is. Anders zit je aan het eind met aangebrande sponscakejes en dito aangebrande passagiers op een schip dat op een zandbank staat.”

Wat vind je in de huidige tijd onze grootste uitdaging?
“Dan kom je bij een ander speerpunt van mij: het terugdringen van het collectieve, institutionele wantrouwen dat de laatste twintig, dertig jaar over ons land is uitgestort. We leven inmiddels helaas in een samenleving die er niet automatisch vanuit gaat dat de gemiddelde leraar of zorgverlener goed wil doen voor een leerling of patiënt. De verantwoordingscultuur en de bijbehorende administratieve last zijn uit hun voegen gebarsten. Dat haalt het plezier en de ziel uit het werk en dat tij moeten we keren. Het moet weer leuk worden om zorg te verlenen, het moet weer voldoening geven om onderwijs te geven. Het inrichten van ons primaire proces moet niet starten bij regels en beperkingen, het moet uitgaan van de kern van onze vakgebieden.”

“Natuurlijk leeft Yulius niet in een bubbel waarin we alleen maar kunnen doen wat we willen en leuk vinden: wij hebben als organisatie een maatschappelijke opdracht waar we publiek geld voor krijgen. Maar het bredere kader van die opdracht en die financiering, moet ook echt alleen een kader zijn waarbinnen professionals vertrouwen en ruimte krijgen om volgens de regelen der kunst hun vak uit te oefenen. Misschien lijken het illusies, maar ik heb mijn leven lang durven dromen en veel van mijn dromen zijn uitgekomen. Zoals George Bernard Shaw schreef: Elke droom kan werkelijkheid worden, voor hen die sterk genoeg zijn om erin te geloven.”